Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want al mijns [53]vaders huis is niet geweest, dan [54]maar lieden des doods voor mijn heer den koning; nochtans hebt gij uw knecht gezet onder degenen, die aan uw [55]tafel eten; wat heb ik dan meer voor gerechtigheid, en meer te [56]roepen aan den koning? 53. Dat is, van mijn grootvader Saul. 54. Dat is, die allen den dood verdiend hadden. Vergelijk Gen.20:3; hfdst.12 vs.5. 55. Zie boven, hfdst.9 vs.7,10,13. 56. Te klagen over het onrecht, dat mij mijn knecht gedaan heeft.